Ik ben geen boom, geen bloem, geen eikel Ik heb wat strepen en een steel Geen echte ogen om te kijken Van wat ik voel snap ik niet veel. Hoe lang hang ik hier al te hangen Ik wil wat van de wereld zien Daar is dat roodgeelbruin verlangen Om te vertrekken en ‘t wordt winter bovendien. Er landt een vlinder op mijn rug (dan vraag ik zacht) Ik vraag, hoe is het daar geweest? Zo’n verre vlucht, heen en terug ‘t is toch heel wat, voor zo’n klein beest. De vlinder sprak: wees maar niet bang Voor jou komt nu ‘de nieuwe tijd’ Laat los die tak, de wind gaat waaien Hij brengt je hoog en ver. Op reis ja. Wereldwijd. Want al dat hangen heeft geen zin, Van al dat hangen krijg je spijt De boom is herfstig moe, veel sap zit er niet in En alle blaadjes, oude blaadjes wil hij kwijt. Dag boom, ik ga. Dag zusterblaadjes ! Dag vlinder, geef me nog een kus Nee ! Jij niet, rupsje-nooit-genoeg. Jij ! Jij bijt die gaatjes in mijn rug. Al weet ik niet waarheen de wind me brengen zal Ik laat nu los. Wind! Neem me mee Wie weet is er voor mij een nieuw begin Daar in het land, of in de verte aan de zee. “Neem me mee, neem me mee, Tot in het land of in de verte aan de zee 2x En weet je wat er toen gebeurde? Eerst ging het hoog en dat was fijn. Maar toen opeens… recht naar beneden! De stoep, de straat, was hard! En koud ! En vies ! Dat deed zo’n pijn. Zou dit het einde kunnen zijn? 2x Gelukkig bleef ik ongedeerd Want even later kwam een man Die heeft mij toen gecomposteerd Ik ben zo fier (en blij en trots) dat ik dat kan! Want ik besta! Uit mineralen! Ja, ‘k ben belangrijk voor de groei Dus alstublieft, kom me maar halen (want) weet je wat: “IK ZET DE BOOM OPNIEUW IN BLOEI” Tekst en muziek: Jo Huylebroeck
Een reactie achterlaten